Tot het voorjaar van 2015 was er in Nederland al een bewaarplicht voor telecomgegevens van toepassing. De plicht werd toen door een rechter opgeheven, omdat hij vond dat de persoonlijke levenssfeer van mensen hierdoor ernstig werd geschonden. Vorig jaar oktober deed minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie) een voorstel voor een nieuwe bewaarplicht. Hierin werd onder meer genoemd dat een officier van justitie eerst de toestemming van een rechter-commissaris moet hebben voordat bewaarde gegevens ingezien mogen worden.
De nieuwe wet zorgt er ook voor dat de gegevens die bewaard worden, binnen de Europese Unie blijven. Van der Steur wil er op deze manier voor zorgen dat het toezicht op de opgeslagen persoonsgegevens volgens de Europese regelgeving verloopt.
Volgens de Raad van State wordt de toegang van de officier van justitie tot bewaarde telecommunicatiegegevens verder beperkt in het wetsvoorstel. Zo telt de ernst van het misdrijf mee zodra de officier van justitie gegevens wil vorderen. De Raad van State verzoekt de regering te overwegen om criteria om de ernst van het misdrijf te kunnen beoordelen concreter te maken, omdat deze criteria nu ontbreken in het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel verplicht aanbieders van telecommunicatiediensten van alle Nederlanders bepaalde telecommunicatiegegevens voor zes of twaalf maanden te bewaren en beschikbaar te houden voor politie en justitie. De bewaartermijn van zes maanden is van toepassing op internetgegevens als IP-adressen, de termijn van twaalf maanden geldt voor telefoondata als telefoonnummers en de duur van een gesprek. De inhoud van gesprekken wordt overigens nooit opgeslagen. Zowel de politie als justitie kunnen deze gegevens gebruiken voor onderzoek, opsporing en vervolging van bepaalde misdrijven.
Wanneer de Tweede Kamer het voorstel van de Raad van State inhoudelijk zal behandelen is nog niet duidelijk.
Bron: Providers.nl